Niet alles is verloren als je pensioenfonds alweer niet indexeert. Hoe jonger je bent, hoe meer het oplevert als je zélf voor pensioenfonds speelt.
Er zijn ook genoeg mogelijkheden om je AOW en het aanvullend pensioen – de eerste en tweede pijler van de oudedagsvoorziening – aan te vullen met geld in de derde pijler – alles wat je zelf bij elkaar spaart. Voor sommigen is dat hard nodig: deze week moesten veel grote pensioenfondsen weer melden dat ze hun uitkeringen niet kunnen indexeren.
Gepensioneerden voelen dat direct in hun portemonnee, maar voor werkenden is niet indexeren zo mogelijk nog slechter nieuws: het effect van een paar gemiste indexaties dreunt tijdens de hele pensioenopbouw na.
Vanwege de belabberde stand van de pensioenfondsen, en omdat mensen zich in het algemeen te laat voor hun pensioen interesseren, dreigt voor een vijfde van alle Nederlanders een ’tekort’ bij de pensionering: ze verwachten meer uit te geven dan er aan AOW en pensioen binnenkomt, blijkt uit onderzoek van de AFM.
Wie dat tekort op tijd wil aanvullen, moet eerst weten hoeveel extra geld hij naast zijn pensioen nodig heeft. De meeste pensioenregelingen gaan ervan uit dat 70% van het gemiddelde inkomen van het werkzame leven genoeg is, maar dat kan zo meer worden als je in de toekomst hoge zorgkosten verwacht of geld wilt reserveren voor een wereldreis. En met een pensioengat haal je die 70% niet eens.
Dat tekort kun je op een aantal manieren aanvullen. Van de originele drie pensioenpijlers – AOW, pensioen en eigen inzet – heeft budgetvoorlichter Nibud een ’schijf van vijf’ gemaakt. De eigen inbreng wordt daarin uitgesplitst naar spaarregelingen, eigen spaar- of beleggingsvermogen en inkomsten uit werk na je 65e.
Wat de spaarregelingen betreft: wie over een of meerdere jaren geen pensioen heeft opgebouwd, kan dat alsnog doen op een bankspaarrekening of lijfrentepolis. Het vermogen dat je daarin opbouwt, is onder voorwaarden fiscaal aftrekbaar. In dat geval betaal je belasting als het spaarproduct uitkeert. ’Gewoon’ sparen voor je pensioen kan uiteraard ook, maar dan gelden de regels rond de vermogensrendementsheffing.
Voor veel mensen zonder ’formeel’ pensioentekort is beleggen ook een mogelijkheid. Dan ligt het rendement fors hoger, en hoef je een stuk minder geld opzij te zetten om je pensioengat te vullen. Stel, je wilt op je oude dag €1 miljoen te besteden hebben, en je bent nu 20 jaar, dan hoef je bij een rendement van 7% nog maar €274 per maand in te leggen.
Wie dit soort dingen zelf regelt, doet weinig anders dan een pensioenfonds, maar hoeft zich niet te houden aan rekenrentes of regels over buffers. Alleen de vermogensrendementsheffing blijft je achtervolgen.
Een addertje onder het gras is er wel: hoe ouder je begint met beleggen, hoe minder uitglijders je je kunt permitteren. Een gemiddeld rendement van 7% is leuk, tot de beurzen instorten en de ’in het verleden behaalde resultaten’ inderdaad geen garantie voor de toekomst bleken te zijn.
Hoe meer haast je hebt om je pensioengat te vullen, hoe behoedzamer je moet opereren. Aan die paradox kun je ontsnappen door aan je uitgaven te sleutelen. Los je hypotheek af, dat scheelt honderden euro’s aan woonlasten. Snij in je restaurant- of concertbezoek: het levert extra geld voor je pensioenspaarpot op, én je leert ook nog eens zuiniger te leven. Op die manier hoeft het leven van een gepensioneerde niet als armoede te voelen.
Bron: Telegraaf.nl
Onderstaande gegevens hebben we nodig om contact met u op te nemen.